Nieuwe Aansprakelijkheidsregels: Wat Betekenen Ze voor Ouderenvoorzieningen?
Op 1 januari 2025 treedt het nieuwe boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in werking. Dit boek wijzigt de regels van de buitencontractuele aansprakelijkheid en staat niet zo ver van het bed van een ouderenvoorziening. Deze wijziging heeft voor een voorziening en haar medewerkers toch wel een impact. Hierna worden een aantal belangrijke juridisch principes behandeld. We doen dit aan de hand van een concreet voorbeeld, namelijk een verpleegkundige die een verkeerde dosis toedient. Wie kan er in dat geval (buiten)contractueel aansprakelijk worden gesteld?
Geschreven door Meester Benjamin Herman - advocaat bij Sanalex (publicatie 09/12/2024).
In de ouderenzorg bestaat er een overeenkomst tussen de bewoner en de voorziening. De bewoner kan dus de voorziening voor deze fout contractueel aansprakelijk stellen, precies omdat een verplichting uit het contract, namelijk het verlenen van goede zorg, niet werd nageleefd. De bewoner zou kunnen overwegen om ook de verpleegkundige aan te spreken. Aangezien er geen contract bestaat tussen de verpleegkundige en de bewoner dient de buitencontractuele weg worden bewandeld. Tot 31 december 2024 kan dit enkel in heel uitzonderlijke gevallen. De medewerker beschikt immers over een quasi-immuniteit. Aan deze bescherming komt een einde. Vanaf 1 januari 2025 kan de verpleegkundige zelfs voor een lichte fout worden aangesproken.
MAAR er is nog steeds artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet (WAO). In het geval van een lichte fout blijft de verpleegkundige wel genieten van de bescherming in de zin van artikel 18 WAO. Dit artikel bepaalt namelijk dat een werknemer die bij uitvoering van de arbeidsovereenkomst schade berokkent, niet aansprakelijk is ten aanzien van zijn werkgever of een derde (bijv. bewoner), tenzij er sprake is van bedrog, zware schuld of gewoonlijk voorkomende lichte fout. De werknemer die niet enkel het feit wil veroorzaken waaruit de schade voortvloeit, maar ook de schadelijke gevolgen ervan, begaat bedrog. Zware schuld komt erop neer dat een medewerker een onopzettelijke, maar wel zo’n grove en extreme fout begaat dat het niet verschoonbaar is. Het betreft dus iedere niet-intentionele fout, die zo grof en buitenmatig is dat zij in hoofde van degene die ze begaat niet te verontschuldigen is. Bij zware schuld is in tegenstelling tot bedrog, niet vereist dat de werknemer het feit en de schadelijke gevolgen ervan heeft willen veroorzaken. Een gewoonlijk voorkomende lichte fout is een lichte fout die zich bij herhaling voordoet zonder dat iedere fout op zich de aansprakelijkheid van de werknemer in het gedrang kan brengen. Er moet evenwel sprake zijn van een zekere neiging, een geestesgesteldheid, om in de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst foutief te handelen. Het gewoontekarakter vereist dat de fouten binnen een relatief korte tijdsspanne worden gepleegd door de werknemer, zodat ze niet enkel door het toeval kunnen worden verklaard. Terug naar onze casus. Indien de verpleegkundige bij uitzondering een verkeerde dosis heeft gegeven, zal deze verpleegkundige hoogstwaarschijnlijk artikel 18 WAO kunnen inroepen.
En WEET dat er niets belet om de quasi-immuniteit nog te versterken. De Wet verzet zich immers niet tegen de uitschakeling van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de werknemer in de hoofdovereenkomst of tegen de doorwerking van de verweermiddelen uit de hoofdovereenkomst in het voordeel van de werknemer tegen de buitencontractuele aanspraak van contractuele schuldeisers van de werkgever. Voor de 3 categorieën van fouten die gevat worden door artikel 18 WAO moet wel rekening worden gehouden met artikel 5.89 B.W. In dat geval is een bevrijdingsbeding voor fysieke schade en bedrieglijke fouten ongeldig en werken de verweermiddelen uit de diverse contractuele rechtsverhoudingen niet door bij fysieke of psychische schade en bij bedrieglijke fouten. De voorziening kan dus de quasi-immuniteit van de medewerker nog versterken door in de bewonersovereenkomst een bepaling op te nemen waarbij de bewoner afstand doet van zijn recht om een verpleeg- of zorgkundige buitencontractueel aan te spreken. Let echter bij de formulering wel op artikel 5.89 B.W.
De voorziening is ook de aansteller van de verpleegkundige en kan in principe ingevolge artikel 6.14 B.W. ook buitencontractueel worden aangesproken door de bewoner zelfs indien er de voorziening zelf geen fout kan worden verweten.
Wat met de hoofdverpleegkundige van de betrokken verpleegkundige? Moet deze ook automatisch worden beschouwd als een aansteller? Neen. Dit is enkel mogelijk wanneer er tijdens het begaan van de fout bijvoorbeeld mogelijkheid was om te communiceren. De hoofdverpleegkundige zou ook kunnen worden aangesproken voor de slechte organisatie van haar dienst, maar dit betreft dan een eigen fout en geen aansprakelijkheid voor andermans daad. Ook in dit kader moet er rekening worden gehouden met artikel 18 WAO en de eventuele uitsluiting in de bewonersovereenkomst.
Tot slot bestaat er ook een aansprakelijkheid voor het gebruik van gebrekkige zaken. Het gebruiken van gebrekkige zaken, bijvoorbeeld een gebrekkig doseringsmateriaal, is op zich een fout waarvoor voorziening en de verpleegkundige (evenwel met inachtname van artikel 18 WAO en eventuele uitsluiting in de bewonersovereenkomst) desgevallend aansprakelijk kunnen worden gesteld. Dit valt te onderscheiden van de productaansprakelijkheid van de fabrikant of invoerder.
Bron: gepubliceerd op 9 december 2024.
Dit nieuwsartikel is geschreven door Meester Benjamin Herman - advocaat bij het kantoor Sanalex. Hij is gespecialiseerd in het gezondheidsrecht met een bijzondere betrokkenheid bij de sector van de ouderenzorg. Voor meer informatie hierover kunt u mailen naar Benjamin Herman via benjamin.herman@sanalex.be
Comentarios